
Tags
De Angisa en de Koto zijn Nederlands immaterieel erfgoed
Op zaterdag 21 juni werden de koto en Angisa op de nationale lijst van immaterieel erfgoed geplaatst.
De koto is de traditionele Surinaamse dracht die door velen gezien wordt als de nationale feestkleding van de Afro-Surinaamse vrouwen. De koto wordt gedragen bij verjaardagen, huwelijken, dansfeestjes en begrafenissen. Het belangrijkste onderdeel van de koto is een lange rok die van de oksel tot de enkel reikt. De overtollige lengte van de rok wordt in een grote plooi, de kotobere, weggewerkt. De kotobere kan als tas gebruikt worden en accentueert de heupen. Bij feestelijke gelegenheden wordt de kotobere opgevuld met een rol, de koi, die de koto wijd uit laat staan en de heupen nog meer accentueert. Onder de koto worden twee onderrokken gedragen.
Op het hoofd wordt de angisa gedragen. De angisa bestaat uit een doek van ongeveer een vierkante meter die eerste plankhard gesteven is en daarna wordt gevouwen. Een goed gebonden angisa wordt op- en afgezet als een hoed. De doek kan op diverse verschillende manieren worden gebonden en de stof wordt – waar nodig – vastgezet met knopspelden. De bindwijze van de angisa is een middel waarmee de vrouwen mededelingen doen. Ze zeggen iets over de gemoedstoestand van de draagster of hebben een symbolische betekenis. De verschillende bindvormen van de angisa hebben allemaal een eigen naam.
De koto zoals we die tegenwoordig kennen, is na 1879 ontstaan. In dat jaar verbood de Nederlandse overheid vrouwen met ontbloot bovenlichaam te lopen. Als gevolg van dit verbod is het wijde jaki ontstaan. Het dragen van hoofddoeken is echter een veel oudere traditie. Vrouwelijke tot slaaf gemaakten die uit Afrika gehaald werden, droegen reeds doeken die om het hoofd gebonden werden. De koto en de angisa zijn in de negentiende eeuw voor het eerst naar Nederland gekomen maar waren toen een zeldzaam verschijnsel. De draagsters waren toen vrijgekochte slaven die naar Nederland gehaald werden. De Afro-Surinaamse vrouwen die in de jaren zeventig van de vorige eeuw naar Nederland gekomen zijn, hebben de koto en de angisa een definitieve plaats in Nederland gegeven en ervoor gezorgd dat de kleding werd gemoderniseerd.
Dr. Hein Eersel vindt het een prestatie dat de angisa en koto op de lijst van nationaal immaterieel erfgoed zijn geplaatst. Hij gaf aan dat het aan de Surinaamse gemeenschap ligt om ervoor te zorgen dat de koto en angisa alles behalve stoffige museumstukken worden die van tijd tot tijd uit de mottenkast worden gehaald. Cultureel erfgoed moet niet statisch blijven, maar dynamisch zodat het een inspiratiebron voor jongeren wordt die van uit hun erfenis creatieve nieuwe vormen kunnen ontwikkelen om hun cultuur uit te dragen.
Cultuur kan regionaal zijn, maar is ook universeel dus zouden andere bevolkingsgroepen aspecten van je cultuur kunnen overnemen of er door geïnspireerd raken. Door de plaatsing van de koto en angisa op de lijst van immaterieel erfgoed kan er een bijdrage worden geleverd aan de Nederlandse kledingcultuur. Er zijn al moderne vormen van de angisa in het straatbeeld te zien. Het zou prachtig zijn om op Koningsdag of andere dagen van herdenking in Nederland de koto en angisa op een grotere schaal te zien.
De koto en angisa zijn van oorsprong Afro-Surinaamse kledingstukken. Het woord Afro-Surinaams schept enige verwarring. Rond 1650 kwamen de eerste Afrikanen naar Suriname. Ze kwamen niet eens rechtstreeks uit Afrika, maar uit Barbados, met de Engelsen. Later kwamen ze rechtstreeks uit West-Afrika. 200 jaar lang hebben deze Afrikanen het erfgoed dat ze hebben meegenomen uit Afrika vormgegeven. Er is een Surinaams-Afrikaanse cultuur ontstaan, deze is terug te vinden onze kleding, in het eten, in de gedragsvormen, in de sieraden, in de feesten, in de gebaren en de houdingen die wij hebben, in de tjoeri die wij maken, als deze dingen vormen onze cultuur en daar hebben onze voorouders honderden jaren aan gewerkt.
In de 18de eeuw kwam er een splitsing binnen de Afro-Surinaamse cultuur, namelijk tussen die Afrikanen die de vrijheid kozen en in het binnenland gingen wonen en de Afrikanen die in het kustgebied bleven. Hierdoor heeft de Afrikaans-Surinaamse cultuur zich ontwikkeld in het binnenland en in de stad, deze twee Afrikaans-Surinaamse culturen zijn honderden jaren geïsoleerd geweest van elkaar. Nu zien wij dat er weer een integratie plaatsvindt en de Marron pangi met applicaties zich verspreidt in Paramaribo en er omgekeerd Marronmeisjes zijn die zich sieren met angisa’s. Er is sprake van een wederzijdse beïnvloeding. Volgens Dr. Eersel is er één Afrikaans-Surinaamse cultuur die zich in twee vormen heeft ontwikkeld.
Over de ontwikkeling van de koto en de angisa, worden er allerlei wilde verhalen verteld. Er zijn mensen die beweren dat de koto in de slaventijd is ontstaan en dat deze werd voorgeschreven aan de slavinnen om hun lichaam te bedekken, zodat er niet naar hun welgevormde lichamen werd gegluurd. Dr. Eersel heeft een andere theorie hierover. Er klopt volgens de historicus niets van dit verhaal. Op oude prenten en schilderijen uit de achttiende eeuw en de 19de eeuw voor de afschaffing van de slavernij zijn de koto en de angisa zoals we die nu kennen niet te zien. Dat betekent dat in de slaventijd zelf, dus in de 19de eeuw zijn de angisa en de koto zoals we hem nu kennen niet te zien. Deze twee kledingstukken zijn ontstaan na de afschaffing van de slavernij en daar is er dus een theorie over volgens de historicus. Toen de tot slaaf gemaakten eenmaal vrij waren in 1873 wierpen ze zich op allerlei ambachten, de vrije Afro-Surinaamse mannen waren goudsmeden, gouddelvers, timmerlieden, meubelmakers, barbiers en schilders waardoor ze geld hadden.
Dit geld dat in 1873 en de jaren daarna werd verdiend gebruikten de mannen onder andere om overdadige kleding en sieraden, te kopen voor hun vrouwen, dus vandaar dat de koto weelderige vormen had in 1873 tot pakweg 1960. De heer Eersel gaf aan het verder prachtig te vinden als de jongere Surinaamse generatie geïnspireerd raakt en onze tradities voortzet.
Het voltallige bestuur van stichting Surinaamse Vrouwen Bijlmermeer(SVB) en landelijke organisatie van Surinaamse vrouwen(LOVS) heeft zich hart gemaakt om angisa binden en koto maken erkend te krijgen als immaterieel erfgoed in Nederland. De koto en Angisa staan nu op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed in Nederland.
De Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed is een lijst van tradities in Nederland. Het doel ervan is om immaterieel erfgoed in Nederland zichtbaar te maken. Mensen kunnen zelf hun traditie voordragen voor opname op deze lijst. De inventaris komt voort uit ondertekening van het UNESCO Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed door Nederland in mei 2012. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (VIE) coördineert de samenstelling van de Nationale Inventaris.
De SVB en LOVS willen de tradities van het angisa binden en koto maken levend houden in Nederland. Deze twee organisaties hebben daarom het initiatief genomen deze kledingtradities voor te dragen om als immaterieel erfgoed van Afro-Surinaamse vrouwen te plaatsen op de Nationale Inventaris. In het erfgoedzorgplan hebben ze acties opgenomen om de tradities door te geven aan volgende generaties.